In drie 7-jaarsfasen (7-14-21 jaar) groeit het kind op tot een volwassen mens met een zelfstandig ik. De ontwikkeling van het ik verloopt volgens een bepaald ritme waarbij drie momenten van belang zijn. Door deze momenten – die vaak als lastig worden ervaren – te herkennen en te begrijpen, kunnen pedagogisch medewerkers de kinderen goed begeleiden. Rond het 3e levensjaar ontwaakt het ik-bewustzijn wanneer het kind zichzelf ‘ik’ gaat noemen (en nee gaat zeggen: de koppigheidsfase). Rond het 10e levensjaar beleeft het kind zich voor het eerst op zichzelf staand, los van de wereld waarin het zich tot dan toe opgenomen voelde. Dit gaat vaak gepaard met gevoelens van eenzaamheid, maar ook met een scherpe blik en scherpe kritiek (deze fase staat ook wel bekend als de prepuberteit). De derde fase gaat over de ik-verwerkelijking, die zich in de puberteit aandient.